Naar aanleiding van de spinozapremie die Dijkgraaf in 2003 ontving, werd hij voor natuurkunde.nl geinterviewd. Hij legt hierin uit waarom hij naast natuurkunde in Utrecht ook aan de kunstacademie heeft gestudeerd:
Na uw kandidaatsexamen (diploma na drie jaar studie) natuurkunde bent u overgestapt naar de Gerrit Rietveld Academie, een kunstacademie. Waarom maakte u destijds deze opmerkelijke overstap?
Net als de meeste andere natuurkundigen ben ik, tegen alle stereotypen in, heel erg breed geïnteresseerd. Op de middelbare school was ik ontzettend enthousiast. Ik las alles en wilde alles begrijpen. De studie natuurkunde op de universiteit, misschien lag dat ook wel aan mij, ervoer ik als heel erg voorgekauwd. Het hele idee van zelf kunnen nadenken kwam niet zo heel erg naar de voorgrond. Ik had ook nog een andere interesse, schilderen, en ik wilde weten hoe het was om daar veel mee bezig te zijn
Ik heb er een geweldige tijd gehad, want op de kunstacademie word je geconfronteerd met het feit dat je alles zelf moet doen. Wat ik heerlijk vond was dat als je een week bezig was geweest je ook concreet dingen gemaakt had.
Op een gegeven moment vroeg ik me af of ik mezelf toch niet tekort deed, of ik niet mijn grootste talent verwaarloosde. Intellectueel is de kunstacademie een vrij arme omgeving. Sterker nog, er was bijna een soort anti-intellectuele houding, zeker in de jaren tachtig. Ik wilde echt onderzoek doen. De tijd op de kunstacademie liet me zien waarom ik oorspronkelijk geïnteresseerd was in de natuurkunde. Niet om mijn vakken goed te doen en mijn tentamens te halen, maar echt om er zelf mee bezig te zijn.
Via de omweg van de kunstacademie kwam ik weer bij de natuurkunde terecht. Gerard ’t Hooft heeft mijn studieloopbaan een keer treffend samengevat: “Robbert deed natuurkunde en hij verveelde zich, dus ging hij naar de kunstacademie en daar verveelde hij zich nog meer. Dus ging hij maar weer terug naar de natuurkunde.”
Wil je het volledige interview lezen? Klik hier.